Land van melk en honing
Een land van melk en honing, dat was het beeld dat de voorlichtingsfilms in de jaren ’50 en ’60 moesten oproepen. In Australië had je alles dat in het bedompte Nederland niet te vinden was: goddelijk warm weer, dat op de eerste plaats, met bijbehorende overvloedige barbecues, riante huizen met grote grasvelden rondom, auto’s, en toch nog overal ruimte en onbedorven natuur, en natuurlijk banen voor het opscheppen. Potentiële emigranten keken ongetwijfeld verlekkerd naar de beelden; wie zou zich niet zo’n leven wensen? Het is wat menig emigrant in de vijftiger en zestiger jaren, gelokt door de voorlichtingsfilms, bij de eerste kennismaking ongetwijfeld ook had willen doen. Weg. Retour op de boot. Terug naar Nederland. Maar meestal kon dat niet. Zij bleven op het onbekende continent en moesten vechten voor een bestaan dat misschien na heel veel jaren in de verste verte een beetje op de voorlichtingsfilms ging lijken. Op luxe schepen zoals de Johan van Oldenbarnevelt, die ook veelvuldig in de voorlichtingsfilms figureerde, had de reis veel weg van een luxe cruise. Er was een fantastische keuken met iedere avond een ander menu. Er was een zwembad aan boord, dansavonden, ochtendgymnastiek, vermaak voor de kinderen, het kon niet op. Op andere boten verliep de reis primitiever met te veel mensen, slecht eten en slechte voorzieningen.
Begin jaren vijftig wilden Jantje en Arie, zoals 16.000 andere Nederlanders in die jaren, naar Australië emigreren. De medische keuring vond plaats op de Australische ambassade in die tijd. “ Het was net of je op de paardenmarkt stond, alles werd heel streng gecontroleerd en gemeten, je gebit, je botten, alles, ‘’ of je engels sprak, daar werd niet naar gekeken.” verteld een emigrant.
In Australië was huisvesting een probleem. Althans, huurhuizen waren moeilijk te vinden en duur. Iedereen streefde daarom naar het bezit van een eigen huis, liefst zelf gebouwd op een aardig stukje land. Maar dat was voor de beginnende emigrant niet weggelegd. Dus duurde het meestal lang voordat de gezinnen behoorlijk onderdak vonden. Na het kamp konden ze soms terecht in een hostel, iets luxer dan de emigrantenkampen. Daarna woonden de meeste gezinnen geruime tijd bij een andere familie in, soms op één of twee kamers, in het uiterste geval zelfs in een caravan of een omgebouwde kippenschuur. De luxe waarvan ze droomden bij vertrek was de eerste jaren bij de meeste emigranten ver te zoeken. “We moesten elk dubbeltje omdraaien”, verzucht een emigrant. Veel mannen namen twee, soms zelfs drie banen om het hoofd boven water te kunnen houden en liefst ook nog een beetje te kunnen sparen voor een eigen huis. Populair waren de plekken waar je veel overuren kon maken.
Het leven bestond voornamelijk uit keihard werken en improviseren. De omstandigheden waren dusdanig hard dat menigeen overwoog terug te gaan. Maar dat kon niet zo makkelijk. De heentocht was immers betaald door de overheid (zogenaamde ‘assisted passages’) met als voorwaarde dat de emigrant minstens twee jaar zou blijven. Wie eerder terugging, moest niet alleen de terugreis zien te financieren maar ook alsnog te heenreis betalen.
‘’ Zoals zoveel Nederlandse vrouwen, moet ook Jantje Blom voelde zich eenzaam gevoeld hebben in haar woning. Even koffie drinken bij de buren was er niet bij. Iedereen werkte in Australië, ook de vrouwen en de Australiërs waren niet altijd even hartelijk’’, verteld een emigrant. "Je voelde dat ze dachten: die buitenlanders pikken onze baan in, ze waren argwanend."
Vrouwen die thuis bleven, leken de meeste problemen te hebben met het aanpassen aan de Australische manier van leven. Ze leefden in een isolement terwijl man ( en kinderen ) in de buitenwereld contacten opdeden. "In Australië gaat alles in de pub. Dus je moest Engels spreken en daar dan een beetje rondhangen. Veel bier drinken. Op die manier kreeg je connecties en de goeie baantjes. En dan ging het verder vanzelf"
Tijdens de grote emigratiegolven in de jaren '50 en '60 was de druk groot om eigen taal en achtergrond zo snel mogelijk te vergeten. Het advies van de Nederlandse emigratieorganisaties sloot daarbij aan. Zo adviseerde de Hervormde Emigratie Commissie haar lidmaten aan zich aan te sluiten bij de Presbyterian Church en geen eigen kerkgemeenschappen te stichten. Ook de Katholieken werden opgeroepen zich aan te sluiten bij een lokale kerk. "Iedereen zei dat je zo snel mogelijk je eigen taal moest vergeten. Dat begon al op de boot. Dat zeiden de Hollanders ook onder elkaar. Je mocht niet laten merken dat je een emigrant was. Je moest niet in een groepje bij elkaar blijven zitten. Dat zei iedereen.
Een deel van de opvang van de immigranten wordt verricht door zogenaamde Good Neighbour Councils. Deze commissies, die in 1950 worden opgericht, functioneren zelfstandig, maar worden gefinancierd door de Australische regering. In samenwerking met de regering trachten deze commissies de integratie van immigranten te bevorderen. Hiertoe bezoeken vrijwilligers de nieuwe immigranten en bieden zij hulp bij het zoeken naar huisvesting en werk. De Australische autoriteiten ondernemen actieve pogingen om de immigratie te bevorderen. Om potentiële immigranten een positief beeld van het nieuwe vaderland te schetsen nodigen Australische autoriteiten Nederlandse journalisten uit om reeds geëmigreerde landgenoten te bezoeken. Negatieve beeldvorming wordt op deze wijze zo veel mogelijk voorkomen
Jantje vertrok op Donderdag 14 Augustus 1952 vanaf Amsterdam / IJmuiden en kwam op Donderdag 11-09-1952 met de Johan van Oldenbarnevelt (sinds 1939 eigendom van de Holland America Line en bekend als ‘’een schip met zes levens ‘’) als één van de 1414 passagiers ( en ca. 320 bemanningsleden ) na 28 dagen, via Port Said, Suez, Aden ( de havenstad van Jemen ), Colombo in Fremantle, Australië aan. In 1952 vertrok een recordaantal van 16.000 Nederlanders per boot naar Australië ( en nogeens 4.000 met het vliegtuig, reistijd 74 uur ). Het schip was erg oncomfortabel, geen air-co en slechts een wasbak in de meeste cabines en infecties braken aan boord vaak uit, zoals de mazelen met doden als gevolg. Ook de Johan van Oldenbarnevelt had tot voor kort als troepenschip dienst gedaan ( naar Indonesië ) , in en na de oorlog, evenals het schip ‘’ de Volendam ‘’, die Arie Blom naar Australië bracht.
Het schip de ‘’ Johan van Oldenbarnevelt ‘’ kwam op zijn doorreis van Fremantle naar Melbourne op dinsdag 16 september 1952 in zwaar weer terecht. Jantje Blom was even ervoor in Fremantle van boord gegaan. Een reddingsoperatie was nodig. In het jaar ervoor, eind maart 1951, waren er zes branden aan boord geweest ( 4 voor zijn vertrek uit Amsterdam en 2 toen het schip twee dagen onderweg was, op 29 maart 1951. ) !!!
Nederlandse emigranten arriveren in Australie ( 1952 ) Bron: http://www.nederland-australie2006.nl/geschiedenis/nl/html/landverhuizers_aankomst2.html
Tot medio 1953 waren er nog slechts 3.560 Nederlanders naar Australië geëmigreerd. Arie en Jantje waren dus één van de eersten !!!
Arie ging, 22 maanden eerder dan Jantje op Dinsdag 17 oktober 1950, als één van de ca. 800 emigranten aan boord van de ss Volendam ( van de Holland America Line, 175,6 meter lang en 20,5 meter breed ), getuige de volgende ansichtkaart, gedateerd de 27e, die hij vanaf boord naar Jantje verstuurde. Het was de laatste Australië reis van de Volendam. Arie verliet het ouderlijk huis in Bergschenhoek, Hoeksekade 118 en vertrok vanaf de Wilhelminakade te Rotterdam, de thuishaven ( hoofdkantoor) van de HAL, bij Hotel New York en begon aan zijn 40 dagen durende reis met geen idee wat hem op ‘’ de Volendam ‘’ te wachten stond.
Bronnen: ( http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2005-2006/Australi-integreren-met-hindernissen.html en http://www.nederland-australie2006.nl/geschiedenis/nl/html/landverhuizers_aankomst2.html ).